Onderduikverhaal Dommelhoefstraat 5

Door Jurgen Tromp

In het huis dat ik in 2014 kocht aan de Dommelhoefstraat nr 5 heeft een joods echtpaar in een heel klein kamertje ondergedoken gezeten. De familie waarbij zij waren ondergedoken is later erkend door de stichting Yad Vashem. Het verhaal hiervan heb ik toegevoegd. Ik heb bij interesse ook nog foto’s van enkele van de personen uit het verhaal. Het joodse echtpaar heeft de oorlog overigens overleeft, het is dus een ‘succesverhaal’.

Colet Berthus (15-07-1895, Genderen – 19-12-1970, Driebergen)
Colet-Branderhorst, Gijsbertje (31-1-1894, Meeuwen – 15-4-1974, Driebergen)

Berthus Colet was een timmerman, gespecialiseerd in het restaureren van oude meubelen. Tijdens de oorlog woonde hij in een burgerwoning aan de Dommelhoefstraat nr. 5, samen met zijn vrouw Gijsbertje en hun dochter Elisabeth, geboren in 1933. Hij was in dienst van Julius Thalmann, (geboren 06-01-1875 in Bochum, Duitsland overleden 01-01-1952 te Eindhoven), een Duitse jood die in 1938 naar Nederland was gevlucht samen met zijn vrouw Hennie (Henriette) Thalmann-Jacobsohn (geboren 18-03-1892 te Gross Lobke, Duitsland). Zij vestigden zich samen in Eindhoven, waar Julius een winkel in tweedehands meubelen opende. Na de bezetting van Nederland in mei 1940 en de toenemende anti-joodse maatregelen, liet Berthus aan zijn baas Julius weten dat hij op hem kon rekenen als hij hulp nodig zou hebben. Hij gaf Julius een sleutel van zijn huis en zei er bij dat hij en zijn vrouw Hennie zich in nood zouden mogen verstoppen in zijn huis. Toen de Thalmanns in november 1942 hun bevel ontvingen om te gaan ‘werken in het oosten’ hebben ze zich verstopt in het huis van de familie Colet. Omdat velen de familie Thalmann goed kenden in Eindhoven, mochten ze natuurlijk door niemand gezien worden. Hierdoor moesten ze ten alle tijden in het huis aan de Dommelhoefstraat 5 blijven. Hierdoor werden ze compleet afhankelijk van de familie Colet, die alles wat ze hadden deelden met het oudere echtpaar. Vaak werden er ‘s avonds spelletjes gespeeld om de gedachten even op iets anders dan de constante dreiging te zetten. De broer van Berthus regelde van tijd tot tijd vervalste voedselbonnen om aan voldoende eten te kunnen komen. Het echtpaar Thalmann kreeg van de familie een kleine kamer op de 1ste verdieping waar ze zich konden verstoppen en waar ze moesten verblijven als de familie Colet niet thuis was. Ze moesten wel erg stil zijn, omdat er in het aangrenzende huis ook op de 1ste verdieping een Duitse officier verbleef gedurende het grootste deel van de oorlog. In januari 1944 vertelde Gijsbertje haar familie en vrienden dat ze haar verjaardag niet wilde vieren omdat er niet voldoende te eten was, natuurlijk was de echte reden het voorkomen betrapt te worden met onderduikers in huis. Toen enkele vrienden haar toch wilde verassen, konden Julius en Hennie maar ter nauwer nood vluchten naar hun kamer. Niemand heeft ze gezien. In het jaar 1944 werd Eindhoven , met de Philipsfabrieken vaak gebombardeerd, waarbij de meeste bewoners de schuilkelders in doken. Berthus en Gijsbertje bleven echter in hun huis, omdat ze het echtpaar Thalmann niet achter wilden laten.